Afgelopen donderdag ben ik naar een boeiend symposium geweest over de Wet affectieschade. Dit werd georganiseerd door Erasmus School of Law en de VU i.s.m. Verkeersrecht.

Hoewel Nederland ten opzichte van tal van andere Europese landen achterloopt met het treffen van een regeling voor nabestaanden en naasten van een slachtoffer, is in vergelijking met andere landen sprake van een behoorlijk ruimhartige regeling. Men heeft er maar liefst 13 jaar over gedaan om met alle betrokken partijen uiteindelijk te komen met een zorgvuldig afgewogen vergoedingsregeling voor dierbaren die verdriet hebben en met wie het slachtoffer zijn leven deelde.

De Wet affectieschade maakt het vanaf 1 januari 2019 mogelijk dat een aansprakelijke partij, naast andere schadeposten, ook de affectieschade van nabestaanden en naasten van het slachtoffer dient te vergoeden. Daarbij moet het gaan om een gebeurtenis waarbij het slachtoffer komt te overlijden of  ernstig lichamelijk of geestelijk letsel  oploopt. Denk daarbij aan: een verkeersongeval, medische fout of geweldsdelict.

Vergoeding van affectieschade (vorm van smartengeld) kan het leed van nabestaanden/naasten van het slachtoffer niet wegnemen, maar wel erkenning en genoegdoening bieden en helpen bij de verwerking. Onder nabestaanden en naasten van het slachtoffer (kring van gerechtigden) wordt verstaan: de partner van het slachtoffer, zijn kinderen en ouders komen in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. Zij worden geacht een duurzame gezinsrelatie met elkaar te hebben.   Daarnaast is er een zogenaamde hardheidsclausule die het mogelijk maakt om ook personen met een vergelijkbare affectieve relatie er onder te laten vallen.

Het is een regeling met vaste bedragen die liggen tussen de € 12.500,- en € 20.000,-, te betalen door de partij die aansprakelijk is voor de gebeurtenis. De bedoeling daarvan is om procedure te voorkomen over de hoogte van het bedrag en langdurige en pijnlijke discussies over het leed. Door te variëren in categorieën en in de omvang van de vergoeding, word rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de nabestaande en naasten.  Zo wordt bijvoorbeeld het leed dat wordt toegebracht door een geweldsdelict een hogere vergoeding toegekend dan bij een medische fout.

Tijdens het symposium werd duidelijk dat er nog tal van puzzelstukjes zijn die om verduidelijking en oplossing vragen.  Wat is de invloed op een regeling van affectieschade van ‘eigen schuld’ van het slachtoffer? De rechtspraktijk en de jurisprudentie zal dit gaan uitwijzen.   

Er werd tevens een appel gedaan op betrokken partijen voor een doordachte zorgvuldige manier van communiceren met de nabestaanden en naasten van het slachtoffer over het aanbod van vergoeding van affectieschade. Daarbij zijn timing van en de keuze tussen mondelinge en/of schriftelijke communicatie factoren van belang. Naar mijn mening zijn de nabestaanden en naasten van het slachtoffer de belangrijkste personen die kunnen aangeven wanneer en hoe zij hierover willen overleggen.